Vlaming zijn onder de Taalunie

Dr. Koenraad Elst, 2010

De Taalunie viert haar dertigste verjaardag. Is dat van belang? Natuurlijk niet, maar de Taalunie zelf heeft wel een zeker belang. Vooral dan voor Vlaanderen en sedert 2005 ook Suriname, de buitengebieden “waar men nauwelijks Nederlands praat” (aldus Raymond van het Groenewoud). Nederlanders doen in taalzaken gewoon hun zin en gaan zeker geen rekening houden met de mening, laat staan de eigen taalgebruiken, van de Vlamingen en Surinamers.

Dat is dan meteen de fout in de hele Taalunieconstructie: haar asymmetrie tussen centrum en periferie. Nou, eigenlijk ligt het niet aan de Taalunie zelf, want ongeacht welke constructie je ervan maakt, de Vlamingen zullen het toch altijd verbrodden door hun Noord-Belgische mentaliteit. Het schijnt dat Vlamingen ooit fier en vrijgevochten waren, ze duldden “geen vreemden tot meesters in ’t land”. Maar in hun Belgische periode wenden ze zich de rol van ondergeschikte aan. Ze kropen voor de Walen, voor de Duitsers, nog voor de Walen, en zodra ze binnen België halfweg gerespecteerd dreigden te worden, begonnen ze geheel ongevraagd voor de Hollanders te kruipen. Meer nog, onder Noord-Belgen staat men hoger in rang naarmate men dieper voor de vreemde kruipt. Je bent superieur tegenover mede-Vlamingen als je zeggen kan: “Ik kruip toch dieper door het stof dan jij.” Inzake taal gaan zulke snobs zichzelf én het Nederlands geweld aandoen om toch maar het Hollandse taalgebruik na te bootsen.

Bijvoorbeeld, de Statenbijbel, de eerste echte norm voor het Nederlands, gebruikt voortdurend de “gij”-vorm, die toen in Brabant en Holland gebruikelijk was. Sommige oostelijke dialecten zoals het Limburgs gebruikten nog de “du”-vorm (waarvan “gij” in oorsprong het meervoud was), terwijl het West-Vlaams de “gij” als “jij” uitsprak. Niemand die het hun kwalijk nam, maar de standaard werd wel “gij”. En dat bleef ook zo, zelfs toen de Hollandse dialecten naar de “jij”-uitspraak evolueerden. Totdat de Hollanders zo massaal de norm gingen negeren en “jij” schrijven, dat niemand hen nog corrigeerde. Maar dan nog erkenden zij de “gij”-uitspraak als de enige juiste “in de kerk en op het paleis”. Normale bijbelvertalingen gebruiken die nog steeds, alleen in lullig-hippe “goed nieuws”-bijbels wordt “jij” gebruikt, namelijk door ééndimensionale lieden die niet verdragen dat er nog een ander taalregister bestaat dan hun eigen spreektaal.

In ieder geval verlangde geen enkele Hollander van de Vlamingen dat ze hun beschaafde en op traditie bogende “gij”-vorm zouden verzaken (net zoals de verdraagzame Vlamingen henzelf hun plaatselijke variatie niet wilden ontzeggen). Zij hadden er geen enkel probleem mee dat de Vlaamse kranten en schoolboeken de norm handhaafden die zijzelf verwaarloosden. Een bepaalde Vlaamse elite zag hier haar kans om zich als superieur af te zetten tegen haar onpretentieuze volksgenoten. Vooral in de jaren 1960 werd het Nederlands in België door kijfdriftige regelneven tot een gedaanteverandering gedwongen. Geen Vlaamse Filmkens meer, maar Vlaamse Filmpjes. Leopold Vermeiren liet zijn Rode Ridder toen nog zeggen: “Gij zult uw straf niet ontlopen, beurzensnijder”, maar de heruitgaven werden, tot zijn leedwezen, van die klassiek-Nederlandse vorm “gezuiverd”.

Voor mensen die goed ter tale en veel met taal bezig zijn, is zo’n omschakeling betrekkelijk gemakkelijk. Voor volksmensen daarentegen stokt elke zin waarin ze hun best doen om de nieuwe regel te volgen. Een halve eeuw na datum blijkt uit de Vlaamse soaps dat de meeste Vlamingen nog steeds aan de eeuwenoude norm gehecht zijn en niet aan de opgelegde stoorvorm gewennen. Brave mensen van zoiets intiems als hun moedertaal vervreemden, ik zou het niet op mijn geweten willen hebben.

Hoewel taalkundigen vandaag een veel ontspannener houding tegenover taalvariatie aanbevelen dan “zeg niet ‘gij’, zeg ‘jij’”, is vandaag een gelijkaardige operatie bezig als destijds met de “gij”-vorm. Snobs bij de zogenaamde kwaliteitskranten, de VRT en meer en meer ook de ernstige uitgevers imiteren de Hollandse verwaarlozing van het woordgeslacht: “de regering doet zijn plicht”, “het land en haar belangen”. Overeenkomstig de geëvolueerde tijdsgeest doet men het nu niet met schoolse beregeling van bovenaf maar met voldongen feiten vanuit de privé-sector.

Zulke verschuivingen zijn in de taalgeschiedenis wellicht onvermijdelijk, maar in het Nederlandse taalgebied krijgen zij het karakter van een vernedering van de Vlamingen: zij worden voor hun ijver om de taalnormen te volgen, beloond met de achteloze en eenzijdige verandering van die normen vanuit het Noorden. Op zich doen die taalkwesties er niet zoveel toe, maar zij illustreren wel de karakterfout waarvoor de Vlamingen in veel gewichtiger dossiers steeds opnieuw een hoge prijs betalen: hun gebrek aan zelfrespect.


Andere teksten - Hoofdpagina