De Dierenriem voor Skeptici
Dr. Koenraad Elst, juni 2008
In de softe jaren '70, toen ik als leergierige tiener ondermeer de astrologie ontdekte,
bestond de indruk dat deze op het punt stond om wetenschappelijke status te verwerven. De
resultaten van de eerste ernstige grootschalige tests vanaf ca. 1980 vielen echter zwaar tegen.
Maar zolang het duurde was het wel opwindend. Een typisch werk uit die tijd (naast De
Planeten Spreken van Rudolf Smit, die zich nadien tot het astroskepticisme bekeerde, en The
Case for Astrology van John Anthony West) was Astrologische Uitdaging van Herman De
Vos, bioloog en stichter van het Vlaams Astrologisch Genootschap. Daarin lezen we de
stelling dat de astrologie een oerwetenschap is, ouder dan het geschrift en de astronomie. Dat
is echter hoogst twijfelachtig. In de Veda's speelt de astronomie een centrale rol, net als de
leer van correspondenties (bandhu), "zo boven, zo beneden", die een hoeksteen van het
astrologisch wereldbeeld vormt, en toch is er daar geen spoor van sterrenwichelarij, laat staan
horoscopie. Wat men in India "Vedische astrologie" noemt, is veel jonger (3de eeuw nC) en
gebaseerd op de hellenistische astrologie. De Chinezen kenden waarzeggerij maar gebruikten
daarvoor de sterren niet. Zelfs hun zogenaamde astrologie maakt slechts minimaal gebruik
van de hemellichamen. In Mesopotamië, bakermat van de astrologie en waarschijnlijk ook
van het schrift, dateert de eigenlijke astrologie pas van drieduizend jaar na de oudste
geschriften.
Verder beweerde De Vos dat de astrologie in de nacht der tijden als een proefondervindelijke wetenschap ontstaan is, zodat bv. de sector "Ram" zo genoemd werd nadat men vastgesteld had dat geborenen met de zon in die sector een belhamelgedrag vertoonden. Nog afgezien van het feit dat de meeste mensen hun geboortedag en -uur helemaal niet kenden, wijst veel er echter op dat een aantal sterrenbeelden hun naam al hadden van lang vóór hun astrologische invulling. Dit stelt de astrologie voor een fundamenteel probleem, en moderne astrologen tonen alleen hun oppervlakkigheid als ze dat negeren: waarom hebben de tekens van de dierenriem, en trouwens ook de planeten, de vaste sterren en andere significatoren, de naam annex betekenis die men hun nog steeds toekent?
Ook op andere veel te weinig gestelde vragen zouden wij het antwoord willen uitzoeken, bv.: waarom de dierenriem baseren op de jaarcyclus (tropisch) danwel op de sterrenbeelden (siderisch), en wat denken andere beschavingen daarvan? En heeft de dierenriem enige zin buiten zijn gebruik als astrologisch instrument? Denk eens even de astrologie weg, neem gerust aan dat er volstrekt geen verband is tussen gesternte en mensenwereld. Wat blijft er dan over van de enorme investering van de mensheid in denkwerk over de dierenriem en de hemellichamen? Heeft de dierenriem als symbolenconstructie, als model van het universum, ons iets te vertellen?
1. Basisbegrippen:
- Overeenkomst, correspondentie of homologie betekent dat twee verschillende zaken of wezens elk binnen hun eigen wereld dezelfde plaats innemen (wat impliceert dat die respectieve werelden dezelfde structuur en tenminste hetzelfde aantal elementen tellen). Premoderne beschavingen hadden lijstjes van corresponderende verzamelingen, bv. yin/yang, dof/fel, zacht/hard, vrouw/man, vochtig/droog enz.; of
bv. sattva/rajas/tamas, licht/schemer/donker, helder/troebel/duister, verleden/heden/toekomst, enz.; of bv. zon/maan, man/vrouw, heerser/volk, leven/reflectie, hart/hersenen, enz. Dit is een intellectuele oefening die zinnig kan zijn maar op zich niets buitengewoons beweert.
- De begrippelijke structuur (yin/yang, 4 of 5 elementen, dierenriem enz.) waarvan beweerd wordt dat hij met structuren op allerhande bestaansniveau's van het universum overeenstemt, noemen we een wereldmodel.
- Resonantie is het verschijnsel dat een snaar begint mee te trillen als een gelijkgestemde snaar in de omgeving aangeslagen wordt. Hier is het de wisselwerking tussen corresponderende elementen in homologe structuren, door de astrologie geponeerd als iets dat vastgesteld kan worden, en door de magie geponeerd als iets dat bewerkstelligd kan worden. Dit is een gedurfde bewering, die skepsis oproept. In
deze uiteenzetting behandelen we de invulling die de astrologie gegeven heeft aan één beweerde resonantie, nl. die tussen de beweging van de hemellichamen en de aard en belevenissen van de aardlingen.
- Terwijl men in de medische reflexologie en fysiognomie nog een oorzakelijke, weliswaar onduidelijke maar wel degelijk fysische wisselwerking tussen organen en voetreflexzones of meridiaanpunten zou kunnen vermoeden, is deze in het astrologisch postulaat veel moeilijker voorstelbaar. De pogingen daartoe stuiten op problemen, bv. elektromagnetisme of zwaartekracht als drager van de astrologische
"werking" is moeilijk verenigbaar met het "feit" dat hemellichamen met zeer verschillende lichtsterkte en zwaartekrachtwerking toch een gelijkaardige inwerking zouden hebben (in de horoscooplezing duidt men de nabije planeet Venus en de verre onzichtbare dwergplaneet Pluto als gelijkwaardige grootheden). Sedert C.G. Jung nemen vele astrologen dan maar hun toevlucht tot "synchroniciteit" als nepverklaring.
Anderen aanvaarden dat er alsnog geen overtuigend verklaringsmodel bestaat maar houden vol dat de resonantie tussen hemellichamen en aardwezens een feit is, want "ik zie in mijn praktijk dat het wérkt".
- De dierenriem of zodiak is de met betekenis geladen verdeling van de ecliptica, d.i. het vlak waarin de zon/aarde-cyclus zich afspeelt. Maan, planeten en sterren zijn wezensvreemd aan de dierenriem, bezoekers die door hun aanwezigheid wel verschil heten te maken maar voor het bestaan van de dierenriem gemist kunnen worden. Preciezer: de dierenriem is een symbolisch geladen meetkundige structuur die mensen
op de ecliptica projecteren, en die (net als bv. het yin/yang-model) ook los van de ecliptica gedacht kan worden.
2. Historische oorsprong:
- Verdeling ecliptica in 4, 6, 12, en 360 ("720 in paren") in Rg-Veda, >2000 vC.
- Omina/voortekens in de Babylonische Enuma Anu Enlil ("Wanneer de goden Anu en
Enlil.."), gecompileerd in de Kassitische periode ca. 1500 vC, allicht daterend uit oud-Babylonische ca. 1800 vC; en in de Indiase Parâara Samhitâ, ca. 1350 vC.
Betekenis wordt gegeven aan alles wat opvalt, zowel atmosferische en tellurische verschijnselen als kometen, zons- en maanverduisteringen, en ongewoon uitziende samenstanden van sterren en planeten.
Algemene regel in beide tradities (en ook in de Chinese): geldt als onheilspellend, alles wat onregelmatig en onvoorspeld is, bv. kometen; en alles wat slecht zichtbaar is, bv. sterrennevels.
Dit werkt door in de latere duiding van de vaste sterren door astrologen, bv. de zwak zichtbare fase in de periodische dubbelster Algol, "de boze geest", heeft deze ster haar duivelse reputatie gegeven.
- Godengetal 12 in Rg-Veda, de 12 Âditya's, "zonnen" of letterlijk "zonen van het
oneindige"; en in Griekse godenwereld, het Dôdekatheon, "stelsel van 12 goden".
- Sterrenbeelden zijn in diverse landen zeer divers qua naam, die positieve of negatieve
connotaties kan hebben. Bv. rood is in het Westen de alarmkleur, daarom gelden de
rode planeet Mars en de rode ster Antares hier eerder als kwaadaardig en verwijst
beider naam naar de oorlogsgod Mars/Ares, maar in het Oosten is rood de feestkleur
en in India heet Mars Mangal, "voorspoed, plezier, geluk", en Antares Jyesthâ,
"oudst, vooraanstaand, uitmuntend". Ze zijn zeer divers in indeling, bv. ecliptica
verdeeld in 12 zonne- danwel 27 of 28 maanhuizen, Argo Navis opgevat als één of
verdeeld in vier sterrenbeelden. Hun naam kan zeer oud zijn, zeker bij belangrijke
sterren of sterrenbeelden, en zeer weinig aan verandering onderhevig, bv. "(Grote)
Beer" is Proto-Indo-Europees, ca. 4000 vC, en bewaard in een heel aantal Indo-Europese talen. Volgens sommigen zou een 17.000 jaar oude rotstekening in Lascaux
zelfs de Stier en de Tweelingen afbeelden.
- De volledige dierenriem verschijnt voor het eerst in de Assyrische tekst Mul-Apin ("de
ploeg-ster"), 687 vC, vóór het ontstaan van zodiakale astrologie en horoscopie. Deze
tekstversie bewaart uiteraard een oudere traditie, die zeker tot de 12de vC en
waarschijnlijk tot 1370 vC teruggaat. De zodiakale sterrenbeelden Weegschaal,
Leeuw en Tweelingen worden reeds vermeld in de 12de vC in andere Babylonische
teksten. Het gebruik van de 12 dierenriemsymbolen in de beschrijving van de 12
stammen Israëls in Genesis 49 en vooral Deuteronomium 33, en van de symbolen van
de 4 "vaste tekens" door Ezekiël, is waarschijnlijk ontstaan door ontlening tijdens de
Babylonische ballingschap in 589-539 vC of de daaropvolgende eindredactie van de
Thora, maar kan ook al enkele eeuwen oud geweest zijn, want Palestina stond
permanent onder invloed van Mesopotamië, getuige de overname van het
zondvloedverhaal e.a. Sumerische en Akkadische elementen in de oudste lagen van de
Bijbel.
- De verdeling van de ecliptica in 36 decanen stamt uit faraonisch Egypte, waar voorts
geen dierenriem of horoscopie bestond. De "zodiak van Denderah", vaak afgebeeld
bij verhaaltjes over de "oud-Egyptische astrologie" stamt pas uit de hellenistische tijd.
- De nu bekende 12-delige Zodiak was in Babylon in de 5de eeuw v.C. siderisch, d.i. niet
gebonden aan evennacht/zonnewende, maar aan de zichtbare sterrenbeelden. Hij was
met deze sterrenbeelden echter niet identiek, want hij bestond uit gelijke sectoren van
30°, terwijl de zichtbare sterrenbeelden ongelijk zijn in grootte. Per definitie lagen
Aldebaran en Antares op 15° Stier resp. 15° Schorpioen, de grenzen van de siderische
"sterrenbeelden" lagen dan 15°, 45°, 75° enz. verder, ongeacht de feitelijke contouren
van de zichtbare sterrenbeelden. Spica, de helderste ster in Maagd, kwam zo op 29°
Maagd, met nog een heel stuk van de zichtbare Maagd in de sector Weegschaal.
- De gelijke siderische sterrenbeelden stonden toen op een tiental graden van de nadien
bedachte tropische dierenriemtekens, dus het lentepunt (nulpunt v.d. tropische Zodiak,
0° v.h. abstracte teken Ram) stond op ca. 9° Ram (siderisch). De beeldentaal van de
nieuwbakken dierenriem was grotendeels gebaseerd op reeds bestaande
sterrensymboliek, maar de structuur van 12 x 30° werd nieuw toegevoegd en is
mogelijk ontleend aan de Perzen die Babylon in 539 vC veroveren, en die reeds een
kalender van 12 gelijke maanden hadden, wat meetkundig overeenkomt met een
verdeling van de ecliptica in 12 gelijke sectoren.
- Eerste horoscoop: 29 april 410 vC te Babylon, duidt alleen de positie van planeten in
sterrenbeelden.
- Snel ontstaan van horoscopie, compleet met huizen en aspecten, planeten en afgeleide
punten, heerserschappen en verhogingen: hellenistisch, eind 4de begin 3de vC. Dit is te
snel voor een empirische afleiding van de teken- en planeetbetekenissen, waar astro-pleitbezorgers zoals Herman De Vos zaliger in geloven. Bijgevolg moet de deductie
van betekenissen vanuit symbolische principes een grote rol gespeeld hebben.
- Ontdekking precessie (siderische dierenriem beweegt tegenover lentepunt en tropische
dierenriem): Hipparchos 2de vC.
- De loskoppeling van tropische en siderische dierenriem, toen ongeveer samenvallend,
met keuze voor de tropische, wordt algemeen onder astronomen vanaf Hipparchos,
geleidelijk ook onder astrologen, vooral vanaf Ptolemaios, 2de nC. De tropische
opvatting van de dierenriem is typisch hellenistisch, met sterkere klemtoon op
meetkunde, i.t.m. de Babylonische siderische astrologie die dichter bij de
rechtstreekse waarneming van de nachthemel bleef.
- Een kalender van 12 nagenoeg gelijke maanden en nagenoeg samenvallend met de
tropische dierenriemtekens bestond echter al sinds medio 5de vC in Griekenland: de
kalender van Euktemon, die daar wel nooit een officiële status verwierf. Deze keek
niet naar de ruimte en de sterren maar wou gewoon een praktische indeling van de
jaarcyclus zijn, een kalender, maar hij nam wel de Babylonische benamingen over,
vertaald in het Grieks. De eerste maand heette dus Ram, maar begon wanneer de zon
al op 10° van het Babylonische sterrenbeeld Ram stond. De maanden van Euktemon
vielen dus niet samen met de Babylonische op sterrenbeelden gebaseerde
tijdseenheden, maar namen de naam over van dat sterrenbeeld dat er voor twee derden
mee overlapte. De maanden Kreeft tot en met Steenbok hadden 30 dagen, Waterman
tot en met Tweelingen 31 dagen, om tot 365 te komen. Na Hipparchos neemt men
deze bestaande kalender van Euktemon praktisch over maar herdefinieert de
"maanden" in meetkundige termen: Stier begint niet 31 dagen na de lente-evening,
maar wel wanneer de zon 30° voorbij het lentepunt gekomen is.
- Huizenverdeling ontstaan uit dierenriemtekens (ook genoemd "huizen van de
dierenriem"), de sector die de ascendant bevat = 1ste huis, volgende = 2de, ongeacht de
precieze graad van de ascendant (AS) of de plaats van de midhemel (MC).
- Het idee van een zelfstandig huizensysteem, dat zuiver op de dagbeweging gebaseerd
is zonder dat de huizen gelijk zijn aan tekens van de Dierenriem (of aan
Dierenriemsectoren van 30° beginnend bij de Ascendantgraad), dateert van na
Ptolemaios, 2de nC. Het zou gebaseerd zijn op een onjuist begrepen passus in
Ptolemaios, die aan AS en MC wel een belang toekent in deze zin dat zij kracht geven
aan planeten die er binnen een orb mee samenstaan, maar niet in de zin dat zij de
grens vormen tussen betekenisvolle sectoren, de latere huizen. In het Westen,
inbegrepen de latere moslimwereld, verdrong het zelfstandig geconstrueerde
huizensysteem (met de horizon als beginpunt en grens tussen huizen I en XII) alras het
oorspronkelijke systeem van de tekens-als-huizen, maar in India bleef het oude
systeem bewaard.
3. Onderscheid beduiderscategorieën:
-
Tropische dierenriem: gebaseerd op zon/aarde-cyclus, ongeacht maan en sterren.
Idem voor Vedische 12-halfseizoenen-kalender, Perzische 12-maanden-kalender,
Chinese 24-jieqi-kalender.
- Indeling van de jaarcyclus volgens de tropische dierenriem vergt dat ecliptica en
evenaarsvlak niét samenvallen, want wordt berekend vanaf de snijlijn tussen die twee
vlakken,= evennachten-as.
- Solaire indeling, bv. tropische dierenriem, kan afgepaald worden bij dag (geen sterren
bij nodig); siderische alleen bij nacht.
- Maankalender Babylon (nu joods), China: zon/aarde/maan-cycli, ongeacht sterren.
- Maankalender India: zelfde cycli én (27 of 12) sterrenbeelden.
- Maar huizenverdeling is denkbaar los van de dierenriem, daarom was de laat-hellenistische loskoppeling van huizen en dierenriemtekens een vooruitgang.
- Logischerwijze moet dus ook de betekenis van de huizen uit hun eigen structuur
kunnen afgeleid worden, zonder verwijzing naar de dierenriem.
- Bij Ptolemaios: AS, IC, DS en MC, plus eventuele tussenhuiskuspen, zijn punten die
de daarmee conjuncte planeten extra kracht geven, maar niet de beginpunten van
huizen. Vandaar de conventie bij astrologen dat tekens homogene sectoren zijn,
waarin elke graad precies evenzeer Ram is, of Stier enz., met 29° Ram totaal Ram en
0° Stier totaal Stier, en het beginpunt van een teken alleen de erop volgende sector van
30° kleurt doch geen enkele invloed uitoefent op de graden ervóór; terwijl de
Ascendant zijn kracht en betekenis geeft aan zowel de graden ervóór als erachter, als
was het een ster of planeet die binnen een orb aan weerszijden zijn invloed uitoefent.
- Aspecten bestaan tussen dierenriemsectoren, maar ook tussen planeten onderling zelfs
als er geen dierenriem zou bestaan. Johann Kepler wees erop dat tekens en huizen
slechts abstracte constructies zijn die men kan wegdenken, maar dat planeten en hun
aspecten lijfelijk zichtbaar zijn.
4. Ontleding van de dierenriem: waarom 12?
Waarom 12? Historisch is dit moeilijk los te zien van de 12+ maanmaanden per jaar,
maar dat is contingent, louter chance, vergankelijk, en dus geen stevige basis.
- Het getal 12 heeft talloze rekenkundige eigenaardigheden (symboliek van 1 en 2,
product 3 x 4, eerste Pythagoreïsche som 3 + 4 + 5, Fibonacci's 12de getal is 12², enz.);
talloze optredens in natuur en natuurkunde, bv. het sneeuwkristal, de dodecaëder als
geponeerde vorm van het heelal, 12 elementaire deeltjes (6 quarks, 6 leptonen), enz.;
en enkele optredens in de wijsbegeerte, bv. Immanuel Kant's 12 categorieën, de
boeddhistische 12 fasen in de cyclus van afhankelijke veroorzaking. Het heeft
meetkundige eigenschappen buiten het kader van de 2-dimensionale cirkel, bv.
wanneer men op een bol 3 onderling loodrechte cirkels definieert (bv. eerste vertikaal,
meridiaan en horizon), dan hebben die cirkels 6 snijpunten (zenit/nadir,
oostpunt/westpunt, zuidpunt/noordpunt) die hen in 12 kwartcirkels verdelen.
Allemaal heel aardig, maar omdat we met een twaalfdeling van de cirkel als
meetkundige figuur te maken hebben, moeten we de meetkundige eigenaardigheden
van dié twaalfdeling beschouwen:
- De twaalfdeling van de cirkel, d.i. de hoek van 30°, overbrugt de tegenstelling
recht/rond, straal/omtrek. Zij verwezenlijkt een soort kwadratuur van de cirkel via de
uitzonderlijke eigenschap dat zij een rationale deling van de omtrek met en rationale
verdeling van de straal combineert (sin 30° = ½), d.i. een verdeling in een geheel
aantal gelijke delen.
- De ingeschreven twaalfhoek is de beste benadering van de cirkel die de oneindige
oppervlaktewaarde (pi) met een eindige (3) benadert. Eigenschappen 1 en 2 vertonen
het Griekse wantrouwen jegens het irrationale/oneindige.
- De twaalfdeling is de natuurlijkste verdeling van de cirkel, omdat haar constructie
geen nieuwe componenten vergt behalve degene die in de constructie van de cirkel
zelf gebruikt zijn, nl. een gegeven middelpunt en een gegeven straal. Men behoudt de
passeropening en verplaatst de passerpunt naar eender welk punt op de omtrek, dan
krijgt men een tweede cirkel die de eerste op twee punten snijdt; daar zet men dan de
passerpunt, enz.; resultaat zijn zeven cirkels welker snijpunten een zespuntige ster
vormen, met zes buitenpunten en zes binnenpunten, elkaar opeenvolgend over hoeken
van 30°.
5. Rationalisering van de dierenriem door duiding:
- Met rationalisering van de dierenriemsymbolen is bedoeld, een systematiek ontdekken
in de schijnbaar willekeurige beelden:
- Antroposoof F.H. Julius (Beeldentaal vd Dierenriem) legde een verband tussen de
plaats van een teken in jaarcyclus en het gedrag van het uitgebeelde "dier": van Kreeft
tot Boogschutter (waarin de zon vanaf haar hoogste positie het noordelijk halfrond
nadert) vasthoudend of omklemmend, van Steenbok tot Tweelingen (waarin de zon
zich vanaf haar laagste positie verwijdert) loslatend of wegduwend. Merk daarbij op
dat de dagboog van de zon op winterzonnewende de vorm heeft van een berg, biotoop
van Steenbok, en op zomerzonnewende die van een tang, de scharen van de Kreeft.
- Verband tussen de plaats van het teken in de dagcyclus en het gedrag van het
uitgebeelde "dier": van Maagd tot Schorpioen (tekens v. trage klimming) langzaamst,
Boogschutter tot Waterman versnellend, Vissen tot Stier (snelle klimming) snelst,
Tweelingen tot Leeuw vertragend. De langzaamste tekens stellen aarzeling en
reflectie voor, de snelste juist actie.
- Stippen we daarbij aan dat de symboliek van een tropisch dierenriemteken bepaald
wordt door zijn beginpunt: Ram "is" de lente-evennacht, tevens het snelst klimmende
punt in de dagbeweging; Steenbok "is" de winterzonnewende, het verste punt, enz.
Dat de "energie" van de winterzonnewende, door een Steenbok gesymboliseerd,
vervolgens homogeen over de hele volgende sector van 30° geldig blijft, schijnt te
impliceren dat de zon op dat punt die energie oplaadt en er verder niets aan verandert
tot ze 30° verder plots en volledig de energiekleur van dat volgende punt (Waterman)
aanneemt.
- De genoemde twee verklaringen van de kenmerken en dus beelden van de
dierenriemsectoren vanuit hun plaats in de dag- en jaarbeweging gelden alleen voor de
tropische dierenriem, niet voor de siderische. Dit stelt een principieel probleem:
voorzover bekend hebben minstens een aantal van de sterrenbeelden hun naam sinds
lang vóór de precessie bekend was, dus lang vóór de dierenriem losgekoppeld werd
van de zichtbare sterrenbeelden en vastgemaakt aan de onderlinge jaar- en
dagbeweging van zon en aarde. Het is slechts een gelukkig toeval dat de precessie
ontdekt en de tropische dierenriem gedefinieerd werd net toen de abstracte Ram
(lentepunt) ongeveer met het zichtbare sterrenbeeld Ram samenviel, de abstracte
Steenbok (winterzonnewende) met het zichtbare sterrenbeeld Steenbok, enz. Had men
de tropische dierenrem ca. 6500 jaar eerder bedacht en naar de bestaande
sterrenbeelden genoemd zoals zij toen aan de hemel lagen, dan had de Steenbok,
symbolisch een zoeker van uitersten, niet met de winterzonnewende samengevallen,
dat uiterste in de jaarlijkse noord/zuid-beweging van de zon, maar wel met de herfst-evennacht, het midden van die noord/zuid-beweging, nu vertegenwoordigd door
Weegschaal, symbolisch de zoeker van de middenweg. Dan had van de genoemde
rationaliseringen niets geklopt. Wil de tropische astrologie "werken" en de tropische
tekens dus "juist" zijn, dan moet men bijna aannemen dat een kosmische intelligentie
dit chronologische toeval gearrangeerd heeft, namelijk dat de mens de tropische
dierenriem bedacht net toen het sterrenbeeld Steenbok dat zo mooi de
winterzonnewende symboliseert, ook effectief het winterzonnewendepunt bevatte.
Net zoals die godheid ook gezorgd moet hebben voor het gelukkige toeval dat de
dierenriem bedacht werd in een tijdperk waarin de maan net dié afstand en
baansnelheid had dat zij ongeveer 12 cycli per zonnejaar maakt. Tja.
6. Rationalisering van de dierenriem door vervanging:
-
Een andere rationalisering doet afstand van de dierenriemsymbolen en vervangt hen
door minder willekeurig uitziende symbolen of begrippen:
-
De polariteit positief/negatief, begin/voltooiing, mannelijk/vrouwelijk toegekend
aan afwisselende tekens.
- De vier elementen (stoicheia, elk "één uit een rij", ook "letters uit het alfabet",
"beginselen"); bij Plato is de driehoek als elementairste vorm waaruit andere kunnen
samengesteld worden, het element (bouwsteen) bij uitstek, ergo: een element in de
dierenriem is een driehoek, nl. vuur 1-5-9, aarde 2-6-10, lucht 3-7-11, water 4-8-12.
Natuurelementen vormen zelf een beeldentaal, eenvoudiger en systematischer dan de
schijnbaar willekeurige diersymbolen, maar zijn te herleiden tot de abstractere
polariteit +/-, aldus: vuur (+,+), aarde (-,+), lucht (+,-), water (-,-). In hun eigen
beeldentaal kan men dit ook vertalen als de twee paren warm/koud en droog/vochtig:
vuur warm/droog, aarde koud/droog, lucht warm/vochtig, water koud/vochtig. Koud
= zwaar of neerwaarts gericht, warm = licht en omhoog bewegend, droog = vast
gestructureerd en georiënteerd, vochtig = intern beweeglijk en minder geordend.
- Omdat de jaarcyclus uit 4 jaargetijden bestaat, kan men ook deze laten
overeenkomen met de 4 elementen: lente (tekens 1-2-3) lucht, zomer (4-5-6) vuur,
herfst (7-8-9) aarde, winter (10-11-12) water; of anders gezegd lente-evennacht
vochtig, zomerzonnewende warm, herfstevennacht droog, winterzonnewende koud.
- De 12 tekens, verdeeld per 3 in 4 elementdriehoeken, kunnen onderscheiden
worden in (a) de 4 op de hoekpunten, dit worden de hoofdtekens; (b) de 4 in wijzerzin
volgende, de vaste tekens; (c) de vier daarop in wijzerzin volgende (of op de
hoekpunten in tegenwijzerzin volgende), de beweeglijke tekens. Deze benamingen
zijn blijkbaar afgeleid uit hun plaats in de jaargetijden: vast is de voortzetting en
versteviging van de seizoenskenmerken, bv. warmte van de in Kreeft begonnen zomer
zet zich door in Leeuw (juli is warmer dan juni), beweeglijk het afdwalen ervan, de
overgang naar de kenmerken van het volgende jaargetijde.
- (Omdat dit voor de meeste lezers nieuw is, wordt dit laatst genoemd, maar logisch
hoort het in het begin van het hoofdstuk "rationele duiding van de 12-cyclus":) In
plaats van de 12 symbolen te vervangen door andere symbolen, kan men hen
vervangen door de symboliek inherent in hun meetkundige constructie. De
constructie van de twaalfdeling leidt, indien metaforisch gelezen, tot de kern van de
betekenissen die in de symboliek van polariteit en elementen besloten liggen. Op een
gegeven cirkelomtrek kiest men willekeurig een eerste punt. Dit vergt helemaal geen
constructie en wordt door geen ander gegeven bepaald, terwijl de positie van alle
andere punten eruit afgeleid zal worden: symbool van vrijheid en leiderschap, de Ram.
(In de ruimte wordt het eerste punt door een buitenzodiakale factor bepaald, nl. de
kruising met het evenaarsvlak.) Het eerstvolgende punt dat men met passer en liniaal
kan bepalen, is het tegenoverliggende, via de constructie van de diameter die de cirkel
in twee gelijke helften verdeelt, maar dit vergt een constructie in meerdere stappen,
een moeizaam vinden van evenwicht: de Weegschaal, de zich aanpassende na de
eigengerechtige Ram, de reflectie na de actie, de lichte zijwaartse beweging na de
voorwaartse stootbeweging, de kunstmatige cultuur na de ongebreidelde natuur. Men
heeft dan nog niet het middelpunt van de cirkel gevonden, maar dit komt tevoorschijn
tijdens de constructie van de twee volgende punten, die op de dwarsdiameter,
loodrecht op de diameter tussen het beginpunt en het evenwichtspunt. Dit is de
tweede as, geconstrueerd uit de eerste, tegengesteld aan deze zoals volgeling aan
leider, yin aan yang, negatief aan positief, de rem aan de motor. De twee punten op de
dwarsdiameter zijn ook onderling tegengesteld: links en rechts van, of naargelang het
perspectief boven en onder, de eerste diameter. Deze complexe betrekkingen tussen
de twee assen en de tegenover elkaar liggende punten op elk der assen levert reeds en
rijke symboliek op: links/onder is egalitair, de equivalentierelatie, de vlakte,
horizontaal, Kreeft; rechts/boven is elitair-hiërarchisch, de orderelatie, de steilte,
verticaal, Steenbok. Vandaar naar de volledige dierenriem is nog een stap, namelijk
verdrievoudiging via de elementen, maar het helpt ons al een eind op weg in de
duiding van de twaalfdeling van de cirkel.
7. Tekens, huizen en planeten:
- De meeste moderne astrologen stellen verschillende klassen van astrologische
betekenisdragers zonder meer gelijk: Ram is Mars is het eerste Huis. Deze ééndimensionalisering van de astrosymboliek is bepaald armzalig. Dierenriem en huizenstelsel hebben tenminste gemeen dat zij meetkundige constructies en
twaalfvouden zijn, maar tussen die twee structuren blijken toch nog verschillen te
bestaan. De planeten zijn van een totaal andere orde. Zij zijn een reeks
natuurvoorwerpen, onderhevig aan ontstaan en vergaan, welker aantal niet vaststaat:
het is niet definitief gekend, en het kan veranderen.
- De huizen zijn de brievenbussen waarin de hemelse boodschappen toekomen. Zij
vormen een driedimensionale structuur, hemellichamen kunnen bv; de oostelijke
horizon in opgaande zin kruisen (van I naar XII) over haar hele lengte van 89° noord
tot 89° zuid, daar waar de dierenriem voor astrologen in beginsel tweedimensionaal is,
het vlak van de zon-aarde-cyclus, met daarrond hoop en al een bandbreedte niet breder
dan een redelijke orb van de zon.
- De planeten hebben bepaalde eigenaardigheden in grootte, afstand, uitzicht en
bewegingspatroon. Het is blijkbaar daaruit (en niet uit empirische waarneming van
hun effect op geborenen) dat hun astrologische betekenissen afgeleid zijn. Mars is
vuur- en bloedrood en is de planeet die het langst uit de buurt van de zon blijft,
vandaar strijd, hartstocht, pionierschap. Jupiter is groot, wat zich al een reeks
betekenissen suggereert: rijp, rijk, grootmoedig, het groot zien, optimisme. Saturnus
is de langzaamste zichtbare planeet, vandaar het moeizame en kreupele, het
voorzichtige en bedachtzame, de hindernissen. Het merkwaardige toeval dat de
omloop van Jupiter 12 jaar duurt, aantal maanden in het zonnejaar, en die van
Saturnus 29 jaar, aantal dagen in de maanmaand, heeft bijgedragen tot het zonnige,
positieve en optimistische imago van Jupiter en het sombere nachtelijke van Saturnus
(wiens naam oorspronkelijk nochtans naar een schalkse Romeinse vruchtbaarheidsgod
verwees, wiens Saturnaliën ons karnaval geworden zijn, een Watermanfeest). Venus
staat het dichtst bij de aarde (ook dicht bij de zon) en gelijkt er in vele opzichten het
meest op, dus het vertrouwde, het gezelschap, en een aantal betekenissen van de stam
wen-/won- die met Latijn Venus verwant is: wonne (genot), wonen, gewoon, gewend,
verwend, winnen (in eigendom verwerven, temmen), wens, -win ("vriend", in namen
als Alwin); haar Germaans equivalent Freia hangt samen met vriend en vrijen. Elke 8
jaar maakt Venus 5 bovenconjuncties met de zon op plaatsen die samen een mooi
regelmatige vijfpuntige ster vormen, een hemels juweel.
- De selectie van de relevante eigenaardigheden van de planeten (en analoog van andere
hemellichamen) en hun duiding kunnen verschillen naargelang het prisma
waardoorheen mensen en culturen hen bekijken. Venus is niet alleen zachtaardig enz.,
als helderste en in die zin dominante planeet kon zij in Babylon ook staan voor
overwinning en machtsvertoon. Mercurius is door zijn nabijheid bij de zon maar
zelden zichtbaar, wat in China geleid heeft tot associatie met het element water, ginds
het duistere element, het verborgene; in het Westen wordt Mercurius/Hermes door
esoterici ook wel met het hermetisme verboden, het hermetisch afgeslotene, maar dit
heeft weinig met zijn betekenis is de dagdagelijkse horoscoopduiding te maken.
Mars, zoals al gezegd, is hier de planeet van de strijd, in India vóór de invoering van
de Griekse astrologie was zij echter de planeet van geluk en feestvreugde.
- De leer van heerschappij en verhoging poneert een correspondentie tussen planeten en
tekens of tekenparen: de maan heerst over Kreeft en de zon over Leeuw, Mercurius
over Tweelingen en Maagd, Venus over Stier en Weegschaal, Mars over Ram en
Schorpioen, Jupiter over Boogschutter en Vissen, Saturnus over Steenbok en
Waterman. In de daaraan tegengestelde tekens zijn de planeten "in verbanning". Een
tweede gunstig verband is de verhoging, met als tegengestelde de val: Zon verhoogd
in Ram, Maan in Stier, Venus in Vissen, Jupiter in Kreeft, Mars in Steenbok,
Mercurius in Maagd, Saturnus in Weegschaal. Aan de posities van zon en maan te
zien is de heerschappij zoiets als de zomer van een planeet, de verhoging zoiets als
haar lente, de verbanning iets als haar winter, de val iets als haar herfst. Hoewel dit
systeem een zekere logica bevat (de heerschappijen meer dan de verhogingen), is het
laatste woord over hun waarom nog niet gezegd. Astrologen zullen zeggen: "Het
wérkt nu eenmaal", er ís nu eenmaal een inhoudelijke verwantschap annex resonantie
tussen Venus en Weegschaal.
- Deze leer van overeenkomsten poneert ook een resonantie tussen een planeet en de
gelijkgestemde tekens: als Venus ongunstig geplaatst is, dan worden de hele
Weegschaal- en Stiersectoren en al wat daarin staat, mede getroffen. Deze resonantie
tussen planeet en teken is één van de belangrijkste duidingsprincipes, die in de
horoscopie het verschil maakt tussen goede en slechte fortuin.
- Dierenriem en planeten kunnen zonder elkaar bestaan, hun betekenissen zijn dan ook
van elkaar onafhankelijk. "Door de heerschappij van Venus is Weegschaal erg
vriendelijk en relationeel ingesteld", het is iets dat je in talloze astrohandboeken vindt,
maar de geponeerde oorzakelijkheid ("door") is zelfs binnen het astrologisch
paradigma onzinnig. Als er een verband is tussen planeet en teken, dan is dat er één
van correspondentie tussen homologe elementen binnen twee structuren die reeds op
zichzelf hun betekenis hebben. Als Weegschaal vriendelijkheid en relatievorming
beduidt, dan is dat omdat er op die plaats in de dierenriemstructuur dergelijke
kenmerken behoren op te treden, ook als de planeet Venus morgen ontploft of nooit
was ontstaan.
8. Tropisch of siderisch?
- De braven die altijd alles willen verenigen, stellen voor om én de tropische én de
siderische dierenriem als juist en werkzaam te aanvaarden, desnoods elk op een apart
terrein. Men kan zich eventueel voorstellen dat zowel de vaste sterren als een door de
zon/aarde-wisselwerking opgewekt "veld" elk een astrologisch effect hebben; net
zoals alle astrologen zonder uitzondering aanvaarden dat zowel planeten als
dierenriem een werking hebben. Maar dan is het toch vreemd dat die twee
dierenriemen precies dezelfde verdeling krijgen in sectoren met dezelfde naam en
betekenis hoewel met verschillende locatie. Dus dat men tegelijk een discrete
Steenbok is, volgens het ene systeem, en een flapuit-Waterman, volgens het andere; of
een schuwe Kreeft in het ene en het dominante Leeuw in het andere.
- Aanhangers van beide systemen zeggen dat hun systeem "werkt", want dat hun
cliënten tevreden zijn. Tropische astrologen hebben het dan tenminste allemaal over
hetzelfde, het lentepunt bepaalt immers slechts één dierenriem. Van de siderische zijn
er daarentegen verschillende versies: (1) de "astronomische dierenriem", die de
ongelijke verdeling aanvaardt die men met het blote oog ziet en die in nauwkeurige
grenzen vastgelegd is door de Internationale Sterrenkundige Vereniging in 1928-30
(waarin sterrenbeelden ongelijk in grootte zijn en bovendien een dertiende
sterrenbeeld, de Slangendrager/Ophiuchus, een knabbel uit de ecliptica toegewezen
krijgt), en die alleen door een handvol modern-Westerse excentriekelingen gebruikt
wordt; (2) de Babylonische, die het lint van ongelijke zichtbare sterrenbeelden tot een
verdeling in 12 gelijke sectoren van 30° rationaliseert (met Aldebaran/Antares per
definitie op 15° Stier/Schorpioen en Spica op 29° Maagd), maar daarmee de
allereerste zelfrechtvaardiging van de siderische dierenriem overboord gooit, nl. dat
hij de "echte" sterrenbeelden gebruikt i.p.v. de kunstmatige wiskundige sectoren van
de tropische dierenriem; (3) de Indiase varianten op de Babylonische dierenriem, die
onderling ook weer enkele graden kunnen verschillen, zodat een Indiase
regeringscommissie in de jaren '50 de knoop doorhakte en 0° Weegschaal per
definitie met Spica gelijkstelde, dus 1° verschil met de Babylonische, waarmee toch
nog één dertigste van de mensheid, nu ruim 200 miljoen mensen, van sterrenbeeld
verandert. De siderische astroloog die zegt dat zijn cliënt met de ascendant op een
halve graad ná Spica een saaie hardwerkende Maagd (29°30') is, zal dus worden
tegengesproken door een andere siderische astroloog die in dezelfde persoon juist een
typische zwierige Weegschaal (0°30') herkent.
- Dat "het werkt" mag dan niet zo'n sterk argument zijn, omdat de kinderhand van de
cliënten van astrologen blijkbaar gauw gevuld is, maar de siderische astrologen maken
aanspraak op een werkzaamheid die los staat van de menselijke subjectiviteit (net
zoals homeopaten graag op hun genezing van onmondige dieren wijzen), namelijk in
de biodynamische zaaikalender. Deze gebruikt de siderische sterrenbeelden hoewel
met dezelfde onderlinge verbanden als de tropische, vnl. de vier elementen.
Naargelang de stand van de maan in siderische tekens behorend tot de vier elementen
moet men bepaalde types gewassen zaaien of planten, en dan blijken zij meetbaar
beter te gedijen, bv. knolgewassen onder het element Aarde. Wel, dat kan inderdaad
getest worden; we zijn benieuwd.
- Eén onmiskenbaar voordeel van de siderische is dat hij voor de hele aarde gelijk is.
De tropische is dat ook, maar zijn symboliek is aan de jaargetijden gekoppeld, en die
zijn tegengesteld op het noordelijke en het zuidelijke halfrond. Het is logisch om de
kleine dodelijke Schorpioen te koppelen aan de herfst, tijd van het afsterven en van de
reductie van de levensvormen tot de zaadtoestand; en de uit de kluiten gewassen Stier
met de volle bloei van de levensvormen in de lente. Maar op het zuidelijk halfrond is
het in april herfst en in oktober lente. Argentijnse of Nieuw-Zeelandse astrologen
gaan er doorgaans toch van uit dat ook bij hen de geborenen van 1 mei de zon in Stier
hebben, met alle Stier-kenmerken van dien, hoewel zij in de herfst geboren zijn.
Omgekeerd kan men dat echter ook duiden als een sterk punt van de tropische
dierenriem, of althans zeggen dat het consistent is met zijn uitgangspunt, nl. omdat de
helling van de aardas en dus het bestaan van jaargetijden en van een lentepunt juist
een tegenstelling tussen noord en zuid impliceert: langer dag in het noorden betekent
noodwendig langer nacht in het zuiden. Men moet dan wel een uitleg verzinnen
waarom juist het noordelijke halfrond "rechtopstaand" is het zuidelijke "omgekeerd".
- Een ernstig theoretisch (en op zeer lange termijn ook praktisch) bezwaar tegen de
siderische dierenriem is dat de "vaste" sterren en hun configuraties helemaal niet vast
zijn. Zij bewegen niet alleen collectief t.o.v. het lentepunt (vanuit aards standpunt;
omgekeerd kan men zeggen dat het lentepunt beweegt t.o.v. de sterren) in de
precessie, zij hebben ook elk voor zich een eigen beweging, die helemaal los staat van
de beweging van de naburige sterren. De brontosaurus heeft onze sterrenhemel nooit
gezien, want de sterren stonden onderling op heel andere plaats en vormden andere
configuraties. Sommige bestonden nog niet eens, en andere bestonden toen wel maar
zijn inmiddels ontploft of uitgedoofd. De tropische dierenriem daarentegen is
volkomen stabiel zolang er een lentepunt bestaat in het zon/aarde-stelsel. Modern-Westerse siderische astrologen hebben geprobeerd dit bezwaar tegen de siderische
dierenriem te ondervangen door hem los te maken van de vaste sterren en hem vast te
klinken aan het "synetic vernal point", een wiskundig punt op slechts 3 boogminuten
van de Babylonische 0° Ram, dat zij naar eigen zeggen empirisch afgeleid hebben: bij
progressies en transits van planeten over dat punt zouden uit gebeurtenissen de
effecten van een overgang van Vissen naar Ram gebleken zijn. Eens te meer geeft het
siderische systeem zijn eigenheid op om een uitgangspunt van het tropische te
ontlenen.
- Een andere dergelijke ontlening is het idee van homogeniteit van een siderische sector
van 30°. Een ster op 2° Maagd heeft niet meer te maken met een sterrenbeeldgenoot
op 28° Maagd, op 26° afstand, dan met een op 28° Leeuw, op slechts 4° afstand.
Erger nog: eigenlijk heeft ze met beide even weinig te maken. Neem twee
willekeurige sterren aan de hemel en waarschijnlijk zijn ze in alle opzichten
verschillend: in afstand, in de richting van hun eigen beweging, in magnitude, in kleur,
in fysische samenstelling. Bij materiële voorwerpen zoals de sterren moet je zulke
eigenschappen onder ogen zien, bij abstracte meetkundige sectoren stelt dat probleem
zich niet.
- Tropische astrologen zijn best bereid om de vaste sterren een plaats te geven in hun
systeem, namelijk gelijkaardig aan de planeten: hemellichamen die een specifieke
invloed uitoefenen. Maar zij kunnen er niet aan dat sterren die niets met elkaar te
maken hebben behalve dat zij van op aarde gezien in dezelfde sector van 30° liggen,
samen ene homogene invloed zouden uitoefenen. Overigens een invloed die vreemd
genoeg juist die is van de tropische dierenriemsector waarin zij zich ca. 221 nC
bevonden, toen tropische en (Babylonisch) siderische dierenriem samenvielen.
Skeptici zouden het hele probleem kunnen afdoen als inbeelding van bijgelovigen,
maar half-skeptici zouden het kunnen verklaren vanuit de mentale impact van het
geloof in een dierenriem, eender welke: het loutere geloof van mensen in een
dierenriem schept een veld dat zo sterk is dat het nieuwgeborenen conditioneert; en
rivaliserende velden vanuit rivaliserende dierenriemdoctrines kunnen gelijkelijk zulke
impact hebben, zodat alle astrologenscholen een beetje gelijk hebben en hun
dierenriem inderdaad "werkt". Dit is analoog aan de numerologie, die geen enkele
objectieve grondslag heeft: er is niets bijzonders gebeurd in het jaar vanaf hetwelke
wij onze Gregoriaanse jaren tellen, een telling die bij louter afspraak door een andere
vervangen kan worden, en toch menen numerologen uit ervaring te weten dat het
duiden van iemands Gregoriaanse geboortedatum "werkt".
9. Filosofie van de dierenriem:
Welk wereldbeeld spreekt er uit de dierenriem?
- Enkele kenmerken van de dierenriem vallen reeds op nog vóór we de aparte tekens
bekijken. Hij is in de eerste plaats een cyclus. Als zodanig beduidt de dierenriem de
cyclische, terugkerende beweging, de "eeuwige wederkeer", het behoud van de
totaalsom aan basisenergie maar in steeds wisselende onderlinge verhoudingen. Zoals
Prediker leert: "Niets nieuws onder de zon."
- De dierenriem is verdeeld in sectoren met verschillende betekenis. Verschil hoort
erbij: Vive la différence! Dit maakt de dierenriem tot een belijdenis van pluralisme:
verschillende klassen, verschillende soorten, verschillende plaatsen, verschillende
tijdsperiodes, hebben elk hun eigen "energie". Zoals de volksmond zegt: "Er moeten
er van alle soorten zijn." Of zoals Prediker leert: "Voor alles is er een tijd onder de
hemel." Hoewel dat uit een Bijbelboek komt, is het een erg heidense stelling: niet één
God met één Boek en één Wet, maar een aparte norm voor alle wezens naargelang
hun leeftijdsgroep, ingeboren aard of maatschappelijke positie. Zoals uit het
Dodekatheon blijkt, de Griekse plaatsing van de 12 Olympische goden op de 12
dierenriemsectoren, neigt de dierenriem tot het polytheïsme.
- Al die verschillende energieën zijn samen wel in volmaakt evenwicht. Bij elkaar
geteld leveren zij de nulsom. Net als het 2-polige yin/yang-model predikt de 12-polige dierenriem het evenwicht, alleen op een complexere manier. Bij God zou dat
evenwicht misschien een eeuwige volmaakte neutraliteiut kunnen zijn, maar in de
levende kosmos zoals door de dierenriem uitgebeeld, wordt ditbevenwicht bereikt
door afwisseling, door opeenvolging van onderling tegengestelde
onevenwichtstoestanden. De dierenriem beeldt een evenwicht uit binnen de wereld
der verandering.
- Daaruit volgt overigens niet dat de verschillende in wereldse zin "gelijk" zijn: net
zoals de yin/yang-denkers uit de gelijke noodzakelijkheid van het mannelijke en het
vrouwelijke beginsel niet afleidden dat man en vrouw gelijk zijn (yang is bevelend,
yin gehoorzamend), zo dachten de eerste astrodenkers niet dat de verschillende
klassen wezens die met de verschillende dierenriemtekens overeenstemmen, in
moderne zin "gelijk" zijn, ook al zijn ze even noodzakelijk. Wel hebben ze elk hun
eigen legitimiteit. Elke deugd heeft haar tegendeugd, die op het eerste zich een
ondeugd lijkt.
- Die twaalf verschillende componenten zijn via diverse structuren tot één logisch
geheel geïntegreerd. Niet toevallig heeft de EU met haar twaalfsterrenvlag als motto:
"In varietate concordia", op de officiële EU-webstek vertaald als "eenheid in
verscheidenheid". Wie die slagzin in de mond neemt, moet er wel voor oppassen dat
het geen vermomd pleidooi is voor alleen maar eenheid, of voor alleen maar
verscheidenheid. Ook tussen deze twee polen moet er evenwicht zijn.
Andere teksten - Hoofdpagina